"Beste Walter Beste Hilda, Leon en Jos Ik heb het even laten liggen en vooral laten bezinken, alvorens jou te antwoorden en jullie te schrijven. Ik had nood aan een beetje afstand en rationalisering, bij wijze van spreken. De vraag waarmee ik worstelde, is heel eenvoudig en voorspelbaar: word ik lid van jullie haiku-vereniging “Kern Brabant” en kom ik verder naar jullie regelmatige bijeenkomsten in cultuurcentrum Westrand in Dilbeek, de gemeente waar ik woon? Of toch niet? Ik zal heel open en eerlijk zijn, en tegelijk proberen mijn woorden goed te wikken en te wegen. Ik wist niet goed wat ik mij moest voorstellen toen ik die zaterdag 20 mei 2017 voor de allereerste keer naar jullie vergadering kwam. En ook al had ik jullie al eens bezig gezien op 26 januari 2017 in bibliotheek De Wolfsput te Dilbeek, toch was ik verbaasd over jullie werkwijze. De leden hadden blijkbaar vooraf enkele haiku’s overgemaakt aan de voorzitter, die deze dan bundelde in een mooi boekje. Dat boekje vormde de exclusieve gids gedurende de hele vergadering. Eerlijk toegegeven, ik was – als nieuweling in de groep – een beetje ontgoocheld dat bij aanvang niemand vroeg naar wie ik was en of ik me even wou voorstellen. Ik had de moeite gedaan om in persoonlijke archieven te zoeken naar haiku’s die ik in mijn leven al had geschreven, en ik had daarvan kopieën bij. Ik had daaruit graag voorgelezen. Maar ik was er aan voor de moeite, want het boekje moest gevolgd worden. Uitzonderingen waren niet toegelaten. Daardoor voelde ik me niet echt welkom als kandidaat-lid. Ik had vooraf niets doorgestuurd, dus ik hoorde er niet echt bij. Meer en meer werd duidelijk hoe belangrijk de regeltjes zijn en hoe weinig flexibel daarmee wordt omgegaan. Sowieso heb ik het moeilijk met regeltjes in de kunst. Binnen de lijntjes kleuren vind ik als kunstenaar niet zo boeiend. Kunst mag wel een beetje rebels zijn, out of the box, grensverleggend, zelfs grensoverschrijdend. Dat maakt het net interessant. Daardoor overstijgt de kunst het alledaagse, het banale. Echt moeilijk kreeg ik het wanneer per auteur een rondje werd gedaan waarbij iedereen zijn/haar commentaar gaf op de teksten van de ander. De bedoeling was het verbeteren van de haiku’s. En bij momenten was dit behoorlijk directief, dwingend. Het woord “verbeteren” hoort voor mij eerder thuis in een schoolse omgeving. Het veronderstelt een hiërarchische relatie: er is iemand die een fout heeft gemaakt, en er is een ander die slimmer is en de fout verbetert. Dit voelt voor mij erg verstikkend aan. Feedback geven is best OK, bijvoorbeeld wanneer een auteur daar zelf om vraagt, maar verbeteren beperkt de persoonlijke creativiteit van de schepper. Het enige wat voor mij telt, is de vraag: wat heeft de auteur bedoeld? Voor mij staat de vrijheid van de dichter helemaal bovenaan en moet hij/zij onbeperkt het laatste woord krijgen. Om Tachtiger Willem Kloos te parafraseren: “Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste impressie.” Nu kan ik me wel voorstellen dat het schrijven van haiku’s gekoppeld is aan het respecteren van een aantal basisregels, anders heb je natuurlijk geen haiku meer, maar een gedicht in het algemeen. Hetzelfde geldt voor sonnetten of limericks, enzovoort. Daar is niks mis mee. Het staat elke schrijver vrij de vorm te kiezen die hem het beste past. Bij jullie is dat haiku, een vorm die ik best leuk vind en zeer zeker erg waardeer. Een mens moet doen wat hij graag doet. Er mag plezier gemaakt worden. Maar precies dat laatste – de vreugde, de passie – heb ik in die vergadering niet echt gevoeld. Het ging er behoorlijk ambtelijk aan toe. Dat vind ik spijtig. Tijdens de pauze vertelde Jos, naast wie ik toevallig aan tafel zat, hoe jammer hij het vond dat jongeren de weg naar de poëzie in het algemeen en naar de haiku in het bijzonder blijkbaar niet meer vinden. Ik observeerde even ons kleine gezelschap en stelde vast dat de gemiddelde leeftijd inderdaad eerder aan de hoge kant ligt. Maar ik kon niet akkoord gaan met de stelling dat de jeugd geen interesse meer zou tonen voor poëzie. Er zijn jonge, debuterende dichters zat – lees de Poëziekrant of het Liegend Konijn –, maar zij werken gewoon op een heel andere manier en niet zelden zijn ze tegelijk ook performer. Tja, van een oplage van 100 tot 200 exemplaren van je dichtbundel kun je niet leven. En velen zijn gek en moedig genoeg om van hun kunst te willen kunnen leven, omwille van de vreugde, de passie die ze daarbij voelen. Om maar een voorbeeld te geven: Maud Vanhauwaert. Mijn hoed af! En zo kom ik tot mijn besluit. Hoewel haiku als dichtvorm mij best wel interesseert, is dat strikte vasthouden aan een aantal formalistische regeltjes echt een te hoog obstakel om te overwinnen. En, toegegeven, al ligt ook mijn jeugd intussen al ver achter mij, ik voel me daar niet goed bij, zo werkt het niet voor mij. Ik acht het dan ook niet opportuun om nog naar jullie bijeenkomsten te komen. Trouwens, ook voor jullie als groep zou dat niet goed zijn. Ik stel vast dat ik een paar keer ben ingegaan tegen de voorzitter en de secretaris van de kring, dat ik lastige vragen heb gesteld. Zo ben ik nu eenmaal. Dat zou in de toekomst weer gebeuren. En dat mag ik eigenlijk niet doen. Jullie kennen elkaar al jaren en werken al jaren op deze manier, blijkbaar tot ieders voldoening. En dat wil ik niet verstoren. Dat is jullie ding, maar helaas niet het mijne. En weet gewoon dat jullie manier van werken – hoe efficiënt ook voor jullie hechte groep –, nooit de jeugd zal aanspreken. Het zij zo. Hopelijk kunnen jullie mijn reactie een beetje begrijpen. Ik wens jullie alvast nog veel plezier en mooie momenten samen. Het is zeker niet uitgesloten dat ik in de toekomst nog aanwezig zal zijn op jullie activiteiten en lezingen. Want die blijven mij alvast boeien. Met vriendelijke groet. Alain Vanclooster Dilbeek, 1 juni 2017"
0 Comments
|
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |