Het is al lang een fabeltje dat kernenergie veilig en goedkoop zou zijn. Productief, jazeker, maar goedkoop is het alleen als je alle milieu- en gezondheidskosten op lange termijn negeert. Elektriciteitsmaatschappijen strijken grote winsten op en laten de gemeenschap opdraaien voor de zware kosten. De werkelijke gevolgen van een grote kernramp zijn echter niet te meten en in elk geval onbetaalbaar. In politiek wordt graag een loopje genomen met de werkelijkheid. Zo kan president Trump probleemloos verkondigen dat er geen klimaatopwarming is. Fake news. Fact free policy. Niks nieuws onder de zon, het is een typische strategie voor (would-be) dictators. Rond kernenergie hangt sowieso altijd een kwalijk geurtje. Toen op 26 april 1986, om 1u23 in de vroege ochtend, de vierde kernreactor van Tsjornobyl ontplofte – een ongeval dat nooit kon gebeuren, zo veilig werd “het vreedzame atoom” geacht –, hield de Sovjet overheid ook eerst de lippen stijf. Het was uiteindelijk in Zweden dat men de mysterieuze verhoogde stralingen opmerkte. Maar ook bij ons probeerde men de gevolgen te verdoezelen. Toen op 2 mei de nucleaire wolk boven ons landje passeerde, kreeg weerman Armand Pien van eerste minister Wilfried Martens en (diens vriendinnetje) staatssecretaris voor leefmilieu Miet Smet het verbod om de waarheid te zeggen op de televisie. De wolk zou wel overwaaien en de gevolgen zouden wel meevallen. In een interview jaren later noemde Armand Pien deze censuur de zwartste dag van zijn leven. En we hebben gewoon puur geluk gehad dat het die dag niet regende, want met regen zou het hier wel een waar drama geworden zijn… Tweeduizend kilometer veraf van de plek van het ongeval. Na de ramp werd een “verboden zone” met een straal van 30 kilometer rond Tsjornobyl geëvacueerd en afgesloten. Het duurde anderhalve dag om de ongeveer 50.000 inwoners van de dichtbijgelegen stad Pripjat met 1.225 autobussen weg te voeren. Ja, die bussen moesten van ergens komen natuurlijk, en de chauffeurs ook trouwens. Bovendien duurde het een hele tijd vooraleer de ware omvang van de ramp werd erkend en de overheid een duidelijke beslissing nam. Rond de ontplofte kernreactor van Tsjornobyl werd in zeven haasten een betonnen sarcofaag gebouwd die de straling gedurende 30 jaar moest tegenhouden. Op zich een huzarenstuk, maar de sarcofaag vertoonde al snel barstjes. Intussen werd met buitenlandse hulp een grotere sarcofaag gebouwd. De nieuwe constructie is een technisch hoogstaand kunstwerk, dat naast de centrale werd gebouwd – om de arbeiders niet aan een te hoge dosis straling bloot te stellen – en dan over de reactor werd geschoven. Deze beschermingskoepel zou het uiteindelijk 100 tot 300 jaar moeten uithouden… De tijd die nodig is om een definitieve, veilige oplossing te bedenken. Over de gevolgen van de ramp heeft de Sovjet-Unie de feiten verdraaid en de waarheid toegedekt. Alleen de eerste dodelijke slachtoffers onmiddellijk na de ramp, vooral te betreuren bij de hulpverleners (lokale brandweerlui) en zogenaamde “liquidators” (jonge soldaten) die dagenlang de open, brandende kernreactor moesten dicht gooien met zand, lood en puin, werden officieel erkend. Uiteraard vielen er in Oekraïne en Wit-Rusland ontelbaar veel meer doden in de volgende maanden en jaren. Maar ook nog eens duizenden mensen werden ziek en invalide voor de rest van hun leven. Er werden misvormde kinderen geboren, die vaak werden weggenomen uit hun gezin en ver weg in instellingen werden verstopt voor de buitenwereld. Niemand mocht de ware toedracht van de ramp zien. De vele zieke mensen kregen nooit hun bloedwaarden te zien, de normen voor stralingstolerantie werden gemanipuleerd en de slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun ziekte niets te maken had met de stralingen van de kernramp. Neen, zij waren al ziek daarvoor, allicht zelfs van bij de geboorte. Snel werd het gerucht verspreid dat de inwoners van Pripjat zich enkel inbeeldden ziek te zijn geworden door de stralingen. Men had daar zelfs een naam voor: het “Pripjat syndroom”. Maar de cijfers liegen niet. Pripjat was een zeer jonge gemeenschap. De gemiddelde leeftijd van de bevolking was er slechts 26 jaar. Dertig jaar na de ramp zijn meer dan 60% van hen overleden! En de overlevenden zijn hetzij rechtstreekse, hetzij onrechtstreekse slachtoffers (invaliden, weduwen en wezen). De reden voor dit grootschalige negationisme werd snel duidelijk: alleen de slachtoffers van wie met zekerheid bewezen was dat ze ziek waren geworden door de stralingen, zouden aanspraak kunnen maken op herstelvergoedingen. Het was dus in het belang van de (begroting van) de overheid om dat aantal zo klein mogelijk te houden. Want de werkelijke kosten vergoeden, betekende gewoon het failliet van de staat. We hoeven niet te zitten wachten op de volgende kernramp om wakker te worden. 25 jaar na Tsjornobyl was er Fukushima. Amper 6 jaar na de ramp dwingt de Japanse regering de geëvacueerde inwoners om terug te keren naar hun woningen in zwaar radioactief vervuild gebied. En wie weigert, dreigt zijn uitkeringen te verliezen. Enkele dorpen zouden zogezegd zijn schoongemaakt. Maar de afgegraven grondlagen liggen gewoon in plastic zakken opgestapeld langs de weg. Niet alleen in communistische dictaturen, maar ook in kapitalistische democratieën wordt de waarheid geweld aangedaan. Er is niet alleen het gevaar van ongevallen, hetzij door menselijke fouten (zoals in Tsjornobyl), hetzij door natuurrampen (zoals in Fukushima), om nog maar te zwijgen over mogelijke doelwitten van terroristische aanslagen. Er is ook gewoon het probleem van het bergen of verwerken van kernafval. Is het niet hoogst zorgwekkend dat meer dan een halve eeuw na het uitvinden van kernenergie en terwijl er over de hele wereld meer dan 400 kerncentrales draaien in niet altijd erg betrouwbare regimes, geen enkele wetenschapper ook maar het flauwste benul heeft van wat je met dat kernafval uiteindelijk moet aanvangen. Kernafval blijft namelijk eeuwenlang – om niet te zeggen voor eeuwig en altijd – radioactief stralen. In de verboden zone rond Tsjornobyl ligt vandaag een kerkhof, een schroothoop van honderden voertuigen die bij de hulpoperaties werden gebruikt: brandweerwagens, legervoertuigen, tanks, helikopters… Streng verboden aan te raken. Ook dat is radioactief afval. In België werken we nu blijkbaar aan een oplossing voor het laag radioactief afval. We gaan het voor 300 jaar in kleilagen onder de grond stoppen. En dat gaat minstens anderhalf miljard euro kosten. Voor het hoog radioactief afval daarentegen is er in de verte nog geen begin van ook maar een schijnoplossing. We weten dat er in het verleden al vaten met kernafval in zee werden gedumpt. Als dat ooit gaat lekken – en ja, op een dag moet dat onvermijdelijk gaan gebeuren –, dan is het gedaan met de hele visvangst en met het toerisme aan de kust. Hebben we er eigenlijk ooit bij stil gestaan dat de grootste kerncentrale van het land op een steenworp van de grootste Vlaamse stad staat? Stel dat daar iets ernstigs gebeurt, dan moeten er minstens een half miljoen mensen worden geëvacueerd, en dat zo snel mogelijk! Hoe gaan we dat doen? Met 12.250 autobussen? Waar gaan die vandaan komen en wie gaat die besturen? En vooral: waarheen gaan we die mensen brengen? De hele regio rond Antwerpen behoort tot de dichtst bevolkte ter wereld. Heel België wordt dan eigenlijk zo’n beetje “verboden zone”. Zullen we de Antwerpenaars als milieuvluchtelingen naar het buitenland sturen? Naar een tentenkamp in Calais bijvoorbeeld? En zullen zij daar welkom zijn, gezien de gevreesde radioactiviteit die ze meebrengen? Wie zal die mensen verzorgen, voeden en kleden? En wie zal dat allemaal betalen? Electrabel? Als Electrabel dan nog wel bestaat. Want ook dat is een probleem: Doel staat vlakbij een wereldhaven van formaat, waar zeer veel grote bedrijven zijn gevestigd. Antwerpen is de economische poort voor de Belgische industrie en handel. Bijna alle in- en uitvoer komt daar langs. Bij een kernramp ligt dat allemaal voor altijd stil en zakt de hele Belgische economie als een kaartenhuisje in elkaar. Bereken daar maar eens de kostprijs van! Maar niemand ligt daar wakker van. Bij ons zal dat toch niet gebeuren. Nee, dat dachten ze in Tsjornobyl en Fukushima ook. Momenteel zijn de Belgische kerncentrales behoorlijk oud. Een vorige regering had terecht beslist om ze te sluiten en te investeren in duurzame energie. In naam van de Verandering is de huidige regering Michel daar op terug gekomen. We gaan ze nog een beetje langer openhouden en intussen gaan we er niet echt meer in investeren. Dubbele winst, laat de kassa maar rinkelen. Het betekent wel dat de nachtmerrie van een mogelijk kernongeval in België dichter bij is dan ooit. Maar we doen gewoon voort. Zoals Wilfried Martens en Miet Smet 31 jaar geleden: zo erg zal het wel niet zijn. We steken onze koppen in het zand en slapen op beide oren. Alsof al die bedrijfsleiders en beleidsmakers zelf geen kinderen noch kleinkinderen hebben. Wordt vervolgd.
0 Comments
|
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |