Lees de nieuwe legende "Sporen in de nacht" van "Joske van 't Milieu", de waar gebeurde avonturen van het ezeltje Joske, jarenlang de wereldberoemde mascotte van Milieu Overleg Dilbeek, nu neergeschreven door Alain Vanclooster, op de website van cc Westrand: https://www.westrand.be/programma/4375/Nieuwe_legenden_Sporen_in_de_nacht/?fbclid=IwAR3hvlhtmyM1XlJU7Y2UDJD8skTwOQtuw52XiqFmlihFSBlwJJwFfOT_bEc "SPOREN IN DE NACHT - DE LEGENDE VAN JOSKE VAN 'T MILIEU" door Alain Vanclooster Erfgoeddag Dilbeek, april 2021 Gelijkenissen met bestaande personen of gebeurtenissen zijn louter toeval. Wat van ezels wordt verteld Van ezels wordt verteld dat zij koppig zijn, maar dat is een heel groot misverstand, in het leven geroepen door onwetende, machteloze en jaloerse mensen. Eigenlijk zijn wij ezels boeddhisten. Wij doen alles met volledige aandacht en concentratie, en nooit twee dingen tegelijk, zelfs niet onze vrouwtjes. Niet omdat we tegendraads zouden zijn, neen, maar gewoon omdat het zo moet van onze godsdienst. Als we grazen, dan grazen we. Als we lasten dragen, dan dragen we lasten. Als we ons ontlasten, dan ontlasten we ons, ongeacht of het de mens wel past. Als we stappen, dan stappen we – geen poort houdt ons nog tegen. En als we staan, ja, dan staan we en gaan we dus niet verder voort. “Arbeid adelt!” roept de mens, en hij wroet en hij zweet. Wij ezels weten wel beter, peinzen aan onze pens en laten een scheet. De mens denkt dat hij slim is en schept een leven vol kommer en kwel. Hij zegt dat ezels dom zijn, als géén één. Maar zeg nu zelf: wie stoot zich twee keer aan dezelfde steen? Menslief, wees bescheiden en toon respect als je naar ons kijkt. Je kan nog veel van ons leren. Luister goed als ik jullie mijn verhaal vertel. En vergeef me als ik straks de waarheid hier en daar een klein beetje – hoe zal ik het zeggen? – interpreteer. Dat zijn geen leugens noch fake news, nee hoor, da’s voor het goede doel! Over de onvrijwillige wijziging van mijn lotsbestemming Daar stond ik, vrij en blij in de wei. Je had me moeten zien: wat was ik mooi, jong en sterk! Met mijn zilveren pels in de zon. En met dat grote zwarte kruis op mijn rug was ik zeker voorbestemd tot een mooie kerkelijke carrière, tot minstens kardinaal. De Heilige Christoforus mag dan wel een enkele keer Christus – als kind! – op zijn schouders hebben gedragen, ik draag Zijn zware kruis trots mijn hele leven lang, en nooit ben ik eronder bezweken, zoals Jezus zelf tot drie keer toe. Als dat geen mirakel is! Maar je weet hoe dat gaat, zoals in het voetbal: als een kleine ploeg een goeie speler heeft, dan wordt die al gauw weggekocht door een grote club met poen. En zo gebeurde het dat twee zotte madammen, een zekere Marieke uit Dilbeek en Renate uit Sint-Martens-Bodegem, me op een dag kwamen ontvoeren. Zogezegd voor het goede doel. Ik die afkomstig ben van heel ver weg, van het continent van bergen en rotsen, ik die de hoogzwangere Moeder Maria heb gedragen naar de volkstelling in Bethlehem, ik die met de os naast de kribbe lag en met mijn adem het Kindeke Jezus verwarmde toen er geen plaats meer in de herberg was, ik die Moeder en Kind voerde op de vlucht naar Egypte om Hem te redden uit de klauwen van de toornige Koning Herodes, ik die de Mensenzoon leidde bij Zijn Blijde Intrede in Jeruzalem… Voortaan zou ik ploeteren in Vlaamse modder en Dilbeekse klei. Voortaan was ik, och arme, een milieuactivist. Over mijn ezelsoren en andere edele lichaamsdelen Zo gebeurde het dat ik, op woensdag negen en twintig juli van het jaar negentien honderd acht en negentig na Christus, gedoopt werd als mascotte van Milieu Overleg Dilbeek, kortweg MOD, en verder als “Joske van ’t Milieu” door het leven zou gaan. Goed een jaar eerder was ik geboren als zoon van Babette en Sloeber van de Witte Hoeve van Sint-Pieters-Leeuw. Nu had ik een meter, Marieke, en een peter, Luc, – twee mensen zowaar – die voor mij zouden zorgen. Die woensdag was marktdag in Dilbeek en er was daar dus heel veel volk. In plaats van suikerbollen – wat gebruikelijk is bij mensenkinderen – werden wortelen geschonken aan de toevallige passanten. Een begeleidend kaartje kondigde aan dat Joske – ik dus – MOD zou helpen bij het uitdelen van pluimen en ezelsoren, en hun milieuvriendelijke argumenten kracht bij zou zetten met zijn – mijn dus – mooie tenorstem. Ik voelde mij warempel vereerd en gevleid! Over die pluimen maakte ik me weinig zorgen, want zo heb ik er geen. Maar die dag heb ik geëist dat mijn baasjes plechtig zouden zweren dat ze van mijn edele oren zouden afblijven en die nooit zouden uitdelen aan wie dan ook. Goede afspraken maken goede vrienden, nietwaar. Bon, van mijn edele oren zijn ze inderdaad afgebleven, wat helaas niet kan worden gezegd van enkele andere van mijn edele delen… Om een lang verhaal kort te maken, moet je weten dat ik eerst in een weide bij twee heren stond. Voor alle duidelijkheid: die twee heren stonden niet bij mij in de wei, neen, zij waren de eigenaars van de grond waar ik stond en woonden in het huis ernaast. Op een dag kwam er een andere meneer, zo’n gediplomeerde dierenmishandelaar die jullie veearts noemen, en hij ontnam me mijn trots en mijn plezier. Sinds die dag zing ik als een sopraantje en niet langer als een tenor. Mijn balletjes werden achteloos weggegooid op het pad naar het herenhuis, waar de hond – slaafs zoals alleen honden zijn – ze meenam voor zijn baasjes. Ik moet je niet vertellen wat er die avond op het herenmenu stond… Ik was dus levenslang veroordeeld tot het vrijgezellenbestaan en zou nooit ofte nimmer nakomelingen verwekken, althans niet zonder goddelijke tussenkomst. En zo kwam ik weer bij mijn kerkelijke roeping, want ook priesters moeten dit onzalige lot ondergaan. Niet de castratie, voor alle duidelijkheid, wel het celibaat. Hoe ik van alles moest leren om de mensen te behagen Nu ik gedoopt was en bevrijd van overtollige ballast, kon ik aan mijn nieuw leven beginnen en mijn nieuwe taken ter harte nemen. Om te beginnen, moest ik van alles leren, maar geen zaken die ezels horen te kennen, neen, mensenzaken natuurlijk! Zo moest ik aan de leiband leren lopen, als een hond – wat een vernedering, zo totaal tegen mijn natuur en mijn unieke persoonlijkheid! Op een keer – toen ik nog het voordeel van de twijfel genoot in de ogen van mijn twee zotte madammen – kwamen we terug van een lange werkdag. We hadden kleedjes verkocht op een rommelmarkt aan het recreatiecentrum Keperenberg in Itterbeek. Uiteraard voor het goede doel, wat had je gedacht! We waren aan de dorpskerk gekomen en ik voelde onenigheid bij mijn meesteressen. Renate wilde mij los laten lopen, dus zonder leiband – ongetwijfeld als beloning voor de grote inzet waarvan ik die dag blijk had gegeven –, maar Marieke vond dat te gevaarlijk wegens te onvoorspelbaar en wilde mij strak aan de teugels houden. Nu mag je veel denken, maar één ding moet je wel weten: ik ben geen ezel hé! Ik had al lang begrepen wie van de twee het goed met mij meende en wie het voor het zeggen had. En zoals kinderen bij papa gaan zagen als ze van mama iets niet gedaan krijgen, zo knipoogde ik eens lief naar Renate en – ja, hoor! – ze liet me vrij. Dat moest je mij geen twee keer zeggen. Ik maakte rechtsomkeer en ging er als de bliksem vandoor, stak de Itterbeekse baan over en liep de hele Keperenberg af in volle galop, zoals de snelste renpaarden. Je had dat moeten zien, ik haalde zeker de limiet voor de Olympische Spelen! Eenmaal beneden heb ik maar op hen gewacht. Ze hadden hun lesje wel geleerd. Aan de leiband lopen, is nooit mijn sterkste punt geweest. Op een dag waren we op de jaarmarkt van Dilbeek. Marieke, die op mij moest letten, wilde absoluut frieten eten. Voor wie het nog niet mocht weten, Marieke heeft twee zwakheden: frieten en chocolade, maar dit terzijde. Dus Marieke hield mijn leiband vast in de ene hand en het lekkere puntzakje in de andere hand. Toen begon daar een fanfare te spelen. Luid, luider en nog luider. Ik kreeg het op mijn heupen! En omdat ik wist dat Marieke niet om te kopen was, zette ik het zomaar op een lopen. Marieke – nog koppiger dan een ezel – loste haar zakje patat niet. Maar waarop ik niet had gerekend, is dat ze evenmin de leiband losliet. Zo kroop en struikelde ze achter me aan, op haar knieën, och arme. Achteraf bekeken, heb ik daar heel veel spijt van, echt waar. Een andere keer moest ik trappen oplopen. Daarvoor gingen we oefenen aan de kerk van Itterbeek. Ik had daar helemaal geen zin in en hield de poot stijf. Uiteindelijk heb ik toegegeven, niet uit principe, maar gewoon uit luiheid. Want je weet ongetwijfeld uit eigen ervaring: koppig blijven staan, kost veel meer moeite dan enkele stappen gaan. Op een dag kreeg ik van Nonkel Robert een prachtig cowboyzadel, net zoals paarden. Dat stond heel chic. Maar elk voordeel heeft zijn nadeel, elke medaille zijn keerzijde. Als wederdienst moest ik voortaan te pas en te onpas opgewonden kleuters op mijn gevoelige rug dulden. Ik heb mij er bij neergelegd, omdat het mij weer deed denken aan mijn oorspronkelijke roeping. Noem mij maar de Sinterklaas van het dierenrijk. Later kreeg ik twee mooie manden, helemaal uit Frankrijk, om allerlei spullen mee te nemen op onze lange wandelingen. Kosten noch moeite werden gespaard om mij op te tutten. Eens kreeg ik een strooien hoed waarop mijn adellijke titel te lezen stond: “Joske van ’t Milieu”. Zelfs werd voor mij een broek met gekleurde strepen genaaid, naar een model uit Île de Ré… Dat was een kritische knipoog naar de fietspaden die in Dilbeek met witte streepjes op het wegdek werden geschilderd. En voor mijn tiende verjaardag paste ik nieuwe schoenen die jullie hoefijzers noemen. Je zag me van ver blinken in de nacht! Hoe ik een grote kindervriend werd Het moet gezegd: ik heb iets met kinderen. Zo was ik eens uitgenodigd op een Sinterklaasfeestje – zie je wel! – in Dilkom, het gemeentelijk zwembad van Dilbeek. Ik had mijn manden volgeladen met allerhande snoep en lekkers. Ik stapte flink tot aan een schuifdeur waar de schelle tonen van joelende kinderen mij tegemoet kwamen. Zijn jullie al eens in een zwembad geweest? Ja? Dan weet je zeker welk oorverdovend lawaai daar galmt. En zoals jullie intussen weten, zijn mijn oren sinds een welbepaalde dag mijn meest edele lichaamsdelen. Dus ik weigerde binnen te treden. Met alle kwezels, maar niet met dezen ezel! De directrice, die haar leuke feestje – letterlijk en figuurlijk – in het water zag vallen, greep in en riep vier sterke mannen die mij elk bij een poot pakten en mij naar binnen trokken, sleepten en sleurden. Ik was weerloos. Tot overmaat van ramp overviel mij een sterke chloorgeur en deden de gladde vloertegels mijn hoeven schuiven, waardoor ik bijna in het bad met de spelende en zwemmende kinderen terecht kwam. Ik kreeg er schoon genoeg van. Mijn wraak zou zoet zijn – nou ja… “zoet”. Terwijl gretige kinderhanden mijn manden ontlasten, deed ik hetzelfde met mijn darmen. Niettemin kwam hiermee geen einde aan mijn loopbaan als knechtje van de Goede Sint. Een andere keer mocht ik op stap met de Heilige Man van de Verheydenstraat via het gemeentehuis naar cultureel centrum Westrand. Dit alles werd op film vastgelegd. Gezwind liep ik de trappen op naar het kasteel van Dilbeek – dat had ik dus niet voor niets geleerd! – en waande ik mij burgemeester. Maar toen ik mijn snoet naar binnen wou steken, wachtte daar een wakkere burger die mij kordaat de toegang weigerde. Blijkbaar had hij gehoord van mijn sanitaire stop in het zwembad. Maar in de feestzaal van Westrand mocht ik wel naar binnen, toen daar twee weken later mijn film werd vertoond, in het bijzijn van vele gelukkige kinderen. Mijn verschijning had veel succes. Hollywood lag aan mijn hoeven en het volgende jaar won ik de Oscar voor beste buitenlandse ezel, echt waar! Hoe ik zonder het te beseffen in de politiek ben beland Hoewel ik voorbestemd was voor een functie ten dienste van God en Kerk ben ik ongewild in de Dilbeekse politiek verzeild geraakt. Ik herinner me nog als de dag van gisteren de “Dag van de Aarde”, een natuurfeest aan de watermolen van Sint-Gertrudis-Pede. Toenmalig Groen Minister Magda Aelvoet zou langskomen voor een plechtige persconferentie. Alle plaatselijke groten en schonen gaven present, flink uitgedost: Stefke en Jefke en Markske met zijn mokske op hoge hakken. De gemeente Dilbeek had de portemonnee wijd opengedaan en een grote, dure bloemenruiker gekocht die de voorzitter van de Milieuraad plechtig aan de Minister zou overhandigen. Je had dat circus moeten zien! En ik was natuurlijk ook van de partij, met mijn madammen, mijn zadel en mijn manden. Maar zoals dat zo vaak gaat, stuurde de Minister uiteindelijk haar kat. Daar stond al dat schoon volk voor aap! Er werd wat ruzie gemaakt over wie nu die mooie bloemen zou krijgen… Ik kon dat gekrakeel ten langen leste niet meer aanhoren en heb een helpend, eu… tandje toegestoken door dat prachtig boeket lekkere bloemen naar binnen te spelen. Maar ik betwijfel of die bloemen echt wel zo “groen” waren, want ik werd er winderig van en kreeg me daar een stinkende diarree, dat al die hoge pieten met dichtgeknepen neuzen snel zijn afgedropen. Dat vonden mijn zotte madammen eigenlijk best plezant. Ze waren zo trots op mij dat ze me mee namen naar het gemeentehuis – je weet wel, dat gemeen tehuis waar ik eerder niet binnen mocht. Dat was op de Open Monumenten Dag met als thema “steen-rijk Dilbeek”. Niemand minder dan Louis Tobback, gewezen Minister van Binnenlandse Zaken en op dat moment zittend burgemeester van Leuven, zou aanwezig zijn omdat bewezen was dat de witte zandsteen die bij de bouw van het stadhuis van Leuven werd gebruikt, afkomstig was uit de Wolfsputten van Dilbeek. En uit dankbaarheid, zeg maar, kwam dus niemand minder dan Meneer Tobback in hoogsteigen persoon – misschien had hij geen kat? – naar Dilbeek afgezakt om er een herdenkingssteen te onthullen. Daarna was er voor een handvol genodigde notabelen een receptie op het kasteel van Dilbeek, volgens ons Stefke het mooiste gemeentehuis van Vlaanderen, maar volgens Lowieke het op één na mooiste, wat gezien de steen uit Dilbeek kwam, niet kon worden tegengesproken. Toen beide burgervaders al een paar glaasjes te veel op hadden, merkte de kleine van Leuven plotseling de mooie ezel die voor de deur stond. Hij wilde daar wel eens het fijne van weten en liep naar buiten, mij tegemoet, achterna gezeten door de kleine van Dilbeek. Wij van MOD waren zeer vereerd en zongen intussen uit volle borst: “Dilbeek heeft een hart van steen, wie steenrijk is die hoeft geen leem.” Dat was een stoute knipoog naar het geklasseerde lemen huisje Mostinckx op het dorpsplein van Sint-Martens-Bodegem, een Brabants pareltje dat al jaren stond te verkrotten en in te storten omdat de gemeente het vertikte om het aan te kopen en te restaureren. Tobback was niet zo dom als hij klein was, want hij loofde mijn schoonheid en prees mijn wijsheid, terwijl hij mijn nek aaide, tot grote ergernis van Stefke die stamelde: “Schenk daar toch geen aandacht aan, waarde collega, dat zijn maar… milieuterroristen!” Hoe ik uitgerekend op Palmzondag mijn roeping vond Toch zou ik nog één keer de kans krijgen om terug te keren naar mijn ware roeping, mijn spirituele lotsbestemming – ik, met het grote kruis op mijn zilveren pels. Want zoals jullie weten, heb ik Jezus Christus gedragen tijdens zijn Blijde Intrede in Jeruzalem. Dat historische feit wordt elk jaar herdacht en gevierd op Palmzondag. En inderdaad, op zondag acht en twintig maart negentien honderd negen en negentig na Christus kreeg ik de hoofdrol in de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek. Dat kwam zo. Meneer Pastoor wilde op Palmzondag iets doen met de scouts, maar ze wisten niet goed wat. Toen zei een meisje: “ Mijn mama kent iemand met een ezeltje!” Meneer Pastoor was meteen enthousiast. Om onvoorziene misverstanden te vermijden, moest die blijde intrede natuurlijk vooraf eens worden geoefend. En dus deed de meid van de Pastoor, die op de Kalenberg woonde en Marieke kende, de poort voor ons open. Ik was nog nooit in een kerk binnen geweest, maar voelde mij er meteen veilig thuis. Het was daar heel vredig en proper. Ik stapte langs de biecht- en de preekstoel, groette Sint-Alena – och arme dat meisje, met een enkele arm –, brandde een kaarsje voor alle zondaars en in de eerste plaats voor mezelf… Ja hoor, dat zag ik best wel zitten! En alles liep zoals afgesproken. Behalve een klein detail. Op de grote dag stond ik kant en klaar, gekamd en geborsteld toen de grote poort openging. Maar o wee, op de grond lagen gele forsythiatakken en dat kende ik helemaal niet, dat had ik niet ingeoefend. Op Palmzondag horen echte palmtakken, toch zeker geen gele forsythia! Dat was beneden mijn stand en waardigheid! Ik vermoedde een of ander complot en weigerde dus naar binnen te gaan. Mijn twee zotte madammen raakten in paniek en deden nog gekker dan anders. Ze liepen met mij een paar rondjes om de kerk om mij te bedaren en op andere gedachten te brengen. En ja, toen herinnerde ik mij mijn natuurlijke lotsbestemming en ik hoorde de wondere stem van de goddelijke roeping. Uiteindelijk gaf ik toe en ging vroom naar binnen. En deze keer geen gezeik, geen darmklachten. Ik droeg trots mijn verantwoordelijkheid en bleef de hele viering onbeweeglijk staan, als door Gods Hand geslagen. Het was zowaar de mooiste dag van mijn leven. Hoe ik een keer een eerste prijs heb gewonnen Elk jaar is er met de jaarmarkt in Dilbeek een beestenmarkt. En elk jaar worden daar prijzen uitgereikt in verschillende categorieën. Op een keer wilden mijn zotte madammen ook met mij daar naartoe. Eerst werd mijn deelname nochtans geweigerd, omdat ik geen paard, koe, schaap noch geit bleek te zijn. Maar Marieke hield vol en sprak de onvergetelijke, filosofische woorden: “De één komt met zijn vrouw, de ander met zijn hond en ik kom met mijn ezel!” Het mocht niet baten. Maar toch zou ik een trendsetter worden. Marieke bleef onderhandelen met het Comité en het volgende jaar kreeg ik vijf euro, zonder dat iemand mij bekeken had – een troostprijs of zwijggeld, om zo te zeggen. Het was slechts uitstel, want in het jaar twee duizend en vijf won ik de derde prijs, na een vrouwke en een manneke. Dat deed pijn en confronteerde mij met die betreurenswaardige gebeurtenis uit mijn jeugd. Ik kreeg de hoofdprijs niet omdat ik een “twijfelaar” ben, zo iets tussenin. Maar op de jaarmarkt van Anderlecht won ik een jaar later wel de eerste prijs! Ik mocht er optreden, kreeg een beker en veel geld. Geen sant in eigen land, hé. Maar wie laatst balkt, best balkt! Hoe ik uiteindelijk des nachts mijn sporen heb verdiend Ik had al heel veel meegemaakt, was overal binnen gegaan – behalve in het gemeentehuis – en toch zou mijn moment de gloire nog komen… Jullie kennen allemaal het Trammuseum van Schepdaal. Ja, toch? Jarenlang reden er personen- en goederentrams van Brussel naar Ninove. In Schepdaal konden de tramstellen overnachten en hersteld worden. Zelfs de conducteurs konden er blijven slapen als ze ’s avonds laat niet meer thuis geraakten of ’s ochtends vroeg dienst hadden, echt waar. Intussen zijn de charmante trammetjes vervangen door stinkende bussen. En het verkeer op de brede steenweg is verschrikkelijk druk en gevaarlijk. Herhaaldelijk werd gepleit voor een treinstation in Schepdaal of een nieuwe sneltram in eigen bedding, maar telkens werd dat ergens tegengehouden. Op een dag beslisten mijn zotte madammen om daar iets aan te doen. Ze gingen over tot actie, harde actie! ‘s Nacht kwamen ze me halen op de wei, dat was nog nooit gebeurd. Robert, de man die alles kan, was er bij. Ik voelde dat er revolutie in de lucht hing. Er blonken sterren aan de heldere hemel en de volle maan was ons gunstig gezind. Ik werd in de kar geladen en we reden naar Schepdaal. We stopten aan het Trammuseum en parkeerden de auto in een zijstraat. Met een zware tang forceerde Robert het slot van de toegangspoort. We waren inbrekers! Ik werd naar binnen geleid. Tot mijn grote verbazing brandden er enkele lampen op het terrein, alsof we werden verwacht. Robert gidste ons naar de grote loods nummer 2 achteraan, waarvan hij de poort opende met een koevoet. In de hangaar stonden verschillende oude tramstellen opgesteld, de een naast en achter de ander, de een al mooier dan de ander. Ik stak mijn neus in een glanzende blauwe wagon, nummer A.1625, met wapenschild en de leuze “Eendracht maakt macht”. Ik was zeer verrast een luxueus salon te zien. Dat rijtuig paste perfect bij mijn standing. Maar Renate was kordaat: dit was het koninklijk rijtuig van Leopold de Tweede waarin ooit de Sjah van Perzië tijdens een bezoek aan Oostende had gezeten – inderdaad, nu zag ik de kleine kroontjes die bovenop de wagon waren bevestigd! We konden geen extra risico’s nemen door dat waardevolle voertuig te beschadigen, onze missie was zo al gewaagd genoeg. We moesten bescheiden blijven. Uiteindelijk viel het oog van mijn meesters op een nederig geel trammetje met nummer 9537 en opschrift “Noord - Wemmel”. Daar moesten we vannacht toch niet meer heen, hoopte ik? Ik rook onraad. Het was helaas niet de bedoeling dat ik gezellig in de tram zou plaatsnemen, maar wel dat ik het rijtuig zou trekken met mijn onovertrefbare ezelkracht! Het zijn altijd dezelfde poten die moeten werken, de beste ezel krijgt niet altijd de wortel… Om de last te verminderen, werd de tweede wagon losgekoppeld van de eerste. Ik werd voor het tramstel gespannen, zette mij schrap en langzaam kwam het gevaarte in beweging. Net voor de toegangspoort hielden de sporen echter op. Ik stopte, maar werd streng aangemaand om verder te gaan en de tram over de stoep op straat te trekken. Ik weigerde eerst nog. Maar toen kwam Robert naar me toe en hief mijn staart omhoog. Daar kan ik absoluut niet tegen en dus begon ik te stappen, te sleuren, te zwoegen en te zweten. Aan de verkeerslichten sloegen we linksaf richting Dilbeek. Het was hard labeur. De scherpe metalen wielen sneden diepe gleuven in het asfalt van de steenweg. Zo ontstonden vanzelf de embryonale tramsporen van de toekomst. Ik begon het te begrijpen. Het werk vorderde heel traag en maakte een hels lawaai. Enkele toevallige nachtelijke voorbijgangers wisten niet wat ze zagen en hoorden, maar lieten ons met rust. We vervolgden moeizaam onze weg en staken de Ring van Brussel over. Aan de Ninoofse Poort trok ik mijn vracht op de sporen van de Brusselse tram. Zo ging het vlot naar het Zuidstation, waar we overnachtten onder de spoorwegviaduct. Het hele karwei – die slavenarbeid, zeg maar – had de hele nacht geduurd. Ik was uitgeput. ‘s Anderendaags was het donderdag en werden we enthousiast begroet door duizenden spijbelende klimaatjongeren die verzamelden voor een optocht. Om tien uur trok ik de tram en de hele stoet op gang. Met een karavaan van scanderende jongeren stapten we terug naar Dilbeek. Ze droegen vlaggen en spandoeken, schreeuwden slogans en zongen strijdliederen. Niemand minder dan Greta Thunberg en Anuna De Wever kwamen afwisselend op mijn rug zitten om de manifestatie te leiden en te betogen voor meer openbaar vervoer en minder auto’s. Onderweg kwamen meer en meer mensen ons vervoegen. De politie liet ons begaan. Zelfs de gestrande automobilisten vonden de ludieke actie best leuk en zwaaiden en toeterden naar ons. Journalisten kwamen op ons af als vliegen op een koeienstront. Ook de internationale pers stroomde toe. Ik herkende de logo’s van RTL, BBC, CNN en Al Jazeera. Bliksemsnel ging mijn foto wereldwijd viraal en werd ik honderdduizenden keren geliket. De tocht duurde de hele dag en tegen valavond bereikten we het Trammuseum. Onze jonge vrienden haalden tenten en slaapzakken te voorschijn en kampeerden op de tramsite. Ik zweer dat het waar is! We hebben die nacht geschiedenis geschreven, niet meer, niet minder. Hier in het Trammuseum heb ik mijn sporen verdiend. Want wij waren onze tijd ver vooruit. Het zaadje was gezaaid, nu moest het alleen nog kiemen, niet in het veld, maar in de hoofden van reizigers, ingenieurs en politici. Nu zoeft er dagelijks een mooie lange sneltram in eigen bedding van Brussel naar Ninove – het eerste exemplaar werd trouwens terecht naar mij genoemd – en op feestdagen trek ik zelf nog eens de boerentram, voor de folklore. Zo zal mijn verhaal, mijn heldenleven, mijn hagiografie, als een levende legende mondeling worden overgeleverd. Vergeet niet dat één enkele ezel een hele kudde aan het balken kan brengen!
0 Comments
Ален Ванклостер (1962, Ділбек) - поет-оповідач, учасник і організатор мистецьких перформансів. Автор книг Liever is een haas (2011), Alena van Dilbeek (2012), Ik, Christoforus van Canaan (2014) та van Aai tot Zoet (2019). Виступав у різних локаціях у Брюсселі та Ділбеку (Бельгія). У 2016 році він познайомився з українською письменницею Любов’ю Сиротою (1956, Іванків), яка постраждала внаслідок ядерної катастрофи в Чорнобилі (26 квітня 1986). Її та її сім’ю евакуювали з прилеглого міста Прип'ять. Прочитавши її книгу «Синдром Прип’яті», він поїхав відвідати її в Іванків (на півдорозі між Києвом та Чорнобилем). Ален також побував у Національному музеї Чорнобиля в українській столиці, де зустрівся із членами ГО «Інвалідів-чорнобильців Земляки». Ален Ванклостер був настільки вражений усіма їхніми свідченнями, що почав досліджувати цю тему глибше сам – читав різні книги та статті про Чорнобиль. Ця робота, врешті-решт, надихнула його на написання серії з 27 віршів. Ідея про зв'язок із Пітером Брейгелем Старшим (Фламандським художником 16 ст.) з’явилася, коли він побачив картину українського художника Георгія Сенченка «Сакральний пейзаж Пітера Брейгеля» (1988) у Pinchuk Art Centre у Києві. Художник Георгій Сенченко (1962, Київ) зробив ідеальну копію малюнка Брейгеля "Бджолярі", хоча збільшену в сто разів і в кольорі. Ця картина символізує занепад комуністичного режиму в Радянському Союзі після ядерної катастрофи та надію на новий світ. Саме тоді, у вісімдесятих роках ХХ століття, разом із колегою Арсеном Савадовим, Сенченко експериментував над різними постмодерністськими формами мистецтва. Твір Георгія Сенченка надихнув Алена Ванклостера встановити зв'язок кожної з 27 його поезій із творами Пітера Брейгеля. Тоді він зробив серію ілюстрацій до кожного з віршів, основою яких стали роботи Брейгеля. Більше інформації про автора ви знайдете за цим посиланням: www.alainvancloosterpoetry.com Alain Vanclooster (1962, Brussels) is a Belgian poet-narrator, participant and organizer of art performances. Author of seven books - collections of poetry and short prose. In 2017, Alain met Ukrainian writer Lyubov Sirota, who suffered as a result of the Chornobyl nuclear disaster. At the same time, Alain visited the National Museum of Chornobyl in Kyiv, where he met with members of the NGO "Compatriots with Disabilities of Chornobyl." He was so impressed by their testimony that who decided to explore the topic more deeply. So a series of 27 poems dedicated to the events appeared in Chornobyl in 1986. The idea of a relationship with Pieter Bruegel the Elder (Flemish artist of the 16th century) arose when Alain saw a painting by Ukrainian artist Georgii Senchenko "Sacral Landscape of Pieter Bruegel" (1988) at the Pinchuk Art Center in Kiev. Georgii Senchenko made a perfect copy of Bruegel's drawing "Beekeepers", only magnified a hundred times and in color. Georgii Senchenko's work inspired Alain Vanclooster to connect each of the 27 poems of this collections with works by Pieter Bruegel and he created a series of illustrations to the poems, based on the works Bruegel. This collection embodies the dream of Alain Vanclooster to publish his story about the Chornobyl tragedy in Ukrainian. www.books-xxi.com.ua https://www.books-xxi.com.ua/products/prisnij-sir-z-polinom-cream-cheese-with-wormwood Збірка, яку витримаєте в руках є особливою. Найперше тим, що автор Ален Ванклостер є іноземцем, який так тонко відчув близьку нам тему Чорнобильської катастрофи (за що особисто я йому щиро вдячна). А також тим, що ці вірші кожен окремо читалися б як просто філософська лірика, але всі разом вони складаються в ліро-епічну розповідь про трагедії маленьких людей, об’єднані в загальнолюдську катастрофу. Особливого звучання книзі надають ілюстрації автора, які перетворюють його роботу на складний мистецький об’єкт у багатьох рівнях, примушуючи читача й собі заглибитися в розповідь і ще раз її зрозуміти і переосмислити для себе через літературну і мистецьку призму Алена Ванклостера. Я тішуся, що незважаючи на сумніви (це мій перший переклад з нідерландської), я все ж погодилась узятися за цей проект і допомогла йому зазвучати українською. Дуже хочеться, аби ця історія торкнулася сердець українських читачів, водночас давши нагоду нам самим ще раз порозважати над нашою історією і, для когось вкотре, а для когось уперше, зробити висновки. Таїсія Наконечна Taisiia Nakonechna, translator, "The assembly you can hold in your hands is special. First of all, the fact that the author Alain Vanclooster is a foreigner who so subtly felt the topic of the Chornobyl catastrophe close to us (for which I personally told him grateful). And also the fact that these poems each would be read separately as just philosophical lyrics, but all together they form a lyrical-epic tale of the tragedies of little people united in a general human catastrophe. Illustrations give a special sound to the book author, which turn his work into a complex art object on many levels, forcing the reader and himself to delve into the story and more once to understand and rethink it for yourself through the literary and artistic prism of Alain Vanclooster. I am glad that despite the doubts (this is my first translation from Dutch), I still agreed to take up this project and helped it sound Ukrainian. I really want this story to touch hearts Ukrainian readers, while giving us the opportunity to reflect on our history once again and, for someone again, and for someone for the first time, to do conclusions » |
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |