Veelbelovende gemiste kans...Het boek “De Huisvriend” van Heleen Debruyne (1988, Roeselare) heeft meteen mijn aandacht getrokken. Het speelt zich namelijk af in mijn geboortestad en het gaat grotendeels over een zekere Dr. Jur. Michiel Debruyne, stadsarchivaris en geschiedschrijver. Doordat ikzelf als jongere heel erg geïnteresseerd was in de geschiedenis van Roeselare kwam ik onvermijdelijk enkele keren in contact met de heer Debruyne. Zo was ik aanwezig op een paar van zijn lezingen. Ik herinner me nog zeer levendig de lezing die hij gaf in het stadhuis bij de plechtige opening van het Rodenbachjaar 1980. Hij eindigde zijn lezing met de lepe truc: “Als je het goed vond, moet je niet applaudisseren, als je het slecht vond, mag je me uitjouwen.” Uiteraard klapte het publiek beleefd in de handen, wat dus geïnterpreteerd mocht worden in de zin dat de lezing niet slecht, niet goed, maar uitstekend was! Een ijdele egotripper dus. Het boek “De Huisvriend” is geschreven door zijn kleindochter Heleen en begint heel sterk en grappig. Heleen loopt niet hoog op met haar overleden grootmoeder, de vrouw van Mic(hiel). Haar as rust in een urne die in het tuinhuis te vergeten staat. Een blijk van bitter weinig waardering en respect. Gaandeweg begrijpen we waarom. Het gezin Debruyne telde één kind, een zoon, Koentje, en… een rijke “huisvriend” Albert, Bertie. Om omhoog te klimmen op de maatschappelijke ladder – zo trakteerde Bertie het gezin vaak op gastronomische etentjes – lieten ze Koentje regelmatig alleen bij Bertie, bijvoorbeeld op diens appartement aan zee… “Ik heb altijd gehoord van andere moeders,” zei (tante) Vonne, “dat ze hun kind niet alleen bij Albert lieten.” “Zij wel natuurlijk, zij wel,” zei mijn moeder. “Het kwam haar goed uit.” Heleen Debruyne werkt vooral via suggestie en interpretatie. Haar vader Koen wil duidelijk niet over het verleden praten, beweert zich daar maar weinig meer van te herinneren, althans niets slechts. Hij verdedigt Bertie zelfs uit dankbaarheid omdat die hem heeft geleerd om kunst en klassieke muziek te waarderen. Heleen gaat dan maar snuffelen in de dagboeken van haar grootvader. Maar veel wijzer worden we daar niet van. Uit bladzijdenlange letterlijke dagboekcitaten en allerlei rommelige opsommingen leren we vooral dat Michiel Debruyne met zichzelf bezig was, met zijn hopeloze poging om als geschiedschrijver erkend en geëerd te worden, om eindelijk eens een boek te schrijven dat een bestseller zou worden. Helaas, hij is er nooit in geslaagd om het kleinschalige, lokale niveau te overstijgen en zijn vele boeken staan te vergaan in dozen her en der in het huis. Heleen zal ze later weggooien. Een veelbelovend boek over een maatschappelijk relevant en actueel thema dat toch nooit echt openbreekt, nooit echt ontroert en overtuigt. Koentje komt nooit zelf aan het woord om de gebeurtenissen uit zijn kindertijd te duiden, evenmin leggen de grootouders uit wat hen toch heeft bezield, nergens lees je spijt of inzicht van hun kant – hoe veel te laat ook. En dat vind ik toch wel noodzakelijk om van een echt goed boek te kunnen spreken. Eigenlijk geldt wat van de grootvader wordt gezegd, ook een beetje voor de kleindochter. Haar boek is te zeer een waarheidsgetrouwe familiekroniek – ook als die waarheid oninteressant is – en te weinig een roman, dit wil zeggen: doorwrochte fictie gebaseerd op een waar gebeurd verhaal. Debruyne heeft haar talent en fantasie te weinig gebruikt om haar boek op een hoger literair niveau te tillen. Eigenlijk is Heleen net als Michiel een kleine, lokale geschiedschrijver en overstijgt ze dat niveau niet. De (familie)geschiedenis herhaalt zich. Spijtig, want bij momenten bewijst Heleen Debruyne zeer zeker dat ze goed kan schrijven en vertellen. Maar dat niveau houdt ze helaas niet het hele boek aan. Dagboekcitaten zouden inderdaad een rijke aanvulling kunnen zijn, maar het grootschalig letterlijk overnemen van irrelevante informatie – tientallen keren wordt verteld wat er gegeten wordt – werkt al snel danig op de zenuwen. Net zoals boekbesprekingen, boekenlijsten en filosofische beschouwingen die te vaak de vaart uit het verhaal wegnemen. Zo wordt het soms meer een journalistiek essay dan literair proza. Het boek eindigt sterk zoals het begonnen is, maar dan is het kalf voor mij al verdronken. Het verhaal is te dunnetjes, ondanks het inhoudelijke potentieel. Door het gebrek aan een directe getuigenis, komt het boek heel zakelijk en afstandelijk over. Kortom: een veelbelovende poging, maar ook een gemiste kans.
0 Comments
Leave a Reply. |
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |