Op 17 december 2016 vond het Groot Dictee der Nederlandse Taal plaats, een jaarlijks evenement. De Vlaamse journaliste Kristien Bonneure en De Morgenlezer Marco Sanders versloegen in de finale het Nederlandse team. Op zich weinig spannend of passioneel. Ware het niet dat kort daarvoor, niemand minder dan de nieuwbakken algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie Hans Bennis verkondigde dat hij spelling “oninteressant” vindt en dat we dus “toleranter” moeten omgaan met het gebruik ervan. Leve de “taalvariatie”, zo heet het. Hij voegde er aan toe dat hij het Groot Dictee “flauwekul” vindt waaraan hij zich een beetje irriteert… De deur stond meteen wagenwijd open voor een geanimeerde polemiek: wel of niet correct spellen? Vooreerst verbaast mij de negatieve reactie op het Groot Dictee zelf, vooral van iemand die predikt dat we wat toleranter moeten zijn en meer plezier mogen beleven aan taal. Bij mijn weten gaat het om een spel, waaraan niemand verplicht wordt deel te nemen en waarmee geen grote prijs te verdienen valt. En in elk geval niks te verliezen. Het gaat om het plezier en de symbolische eer voor één dag. Wat kan daar nu mis mee zijn? Er bestaan honderden, duizenden sport- en spelprogramma’s op televisie, sommige al gekker en grover dan andere, vaak met waanzinnige prijzen en niet zelden worden deelnemers te kakken gezet. Blijkbaar is dat geen enkel probleem. Ik denk nostalgisch terug aan “Het Rad van Fortuin” op de BRT. In de grond ook een spel waarbij spelling een rol speelde. Ik herinner me niet dat daar ooit iemand tegen uitgevaren is, toch niet om die reden. En mogen taalpuzzelaars dagelijks nog enkele ogenblikken plezier beleven aan het kruiswoordraadsel in de krant, ook een spel waar het om spelling gaat? Volgens de nieuwe algemeen secretaris wordt de (foute) gedachte gewekt “dat als je goed bent in spellen, je goed bent in taal.” Wie heeft dat ooit gezegd of gedacht misschien? Het is nogal wiedes dat wie goed is in spellen, dus goed kan spellen. Punt. De rest is een onlogische interpretatie voor rekening van de bedenker van de gedachte. Uiteraard is taal veel meer dan spelling alleen. Ook grammatica bv., maar dit terzijde. Het is zoals intelligentie. Dat je veel schoolse kennis kan verwerven en hoge diploma’s weet te halen, betekent niet dat je op algemene wijze intelligent bent. Het betekent dat je op een bepaalde manier of in een bepaald domein intelligent bent, cognitief bv. Mogen we daarom geen kennis meer vergaren noch diploma’s halen? Maar uiteraard is intelligentie veel ruimer dan louter de cognitieve kennis. Er zijn ook sociale, emotionele, culturele intelligentie. Het komt er op neer alles in de juiste, relatieve context te zien. Zo ook met taal en spelling, vind ik. En dan de inhoudelijke vraag: voor of tegen één enkele correcte spelling? Moeten we toleranter staan tegenover spellingfouten? Dit zijn mijns inziens twee verschillende vragen, die we ook afzonderlijk kunnen beantwoorden. Is spelling zinvol? Met andere woorden: helpt spelling om elkaar beter te begrijpen? Ik denk dat het antwoord op deze vraag affirmatief is: ja, net zoals spraakkunst, helpt spelling om een geschreven tekst vlotter en sneller te lezen en te begrijpen. Door sommigen werd het onderscheid gemaakt en gesteld dat spraakkunst wel maar spelling niet noodzakelijk is voor een goede verstandhouding. Daarmee ga ik niet akkoord en ik zal hierna proberen om dit met een reeks voorbeelden te verduidelijken. En bovendien: waar ligt de grens tussen spelling en spraakkunst? Het juiste gebruik van leestekens of de correcte vervoeging van werkwoorden: is dat spelling of spraakkunst? Of de vraag waarmee zowat elke student worstelt: schrijf ik een d of een t ? We weten toch allemaal dat er woorden zijn die qua uitspraak gelijk zijn, maar verschillend worden geschreven omdat ze een verschillende betekenis hebben. Het schoolvoorbeeld is allicht: nog of noch? Bv.: ik wil nog mossel nog vis/ik wil noch mossel noch vis… Hm. Of het verschil tussen au en ou, zoals in rauw/rouw. Er zijn mogelijks misverstanden tussen woorden met ei of ij, bv. zei/zij, meiden/mijden, weide/wijde, leiden/lijden. En dan de reeds aangehaalde vermaledijde dt-fouten. Neem de werkwoorden plannen en planten. Ik vervoeg: plannen – planden – gepland; planten – plantten – geplant. Als gepland en geplant door elkaar worden gebruikt, dan zal het niet altijd meteen voor de hand liggen welke van de twee werkwoorden wordt bedoeld. Maar ook de tijd van het gebruik van werkwoorden kan voor problemen zorgen, bv.: antwoorden – antwoordden; zuchten – zuchtten; het gebeurt/het is gebeurd. Als deze schrijfwijzen door elkaar worden gebruikt, hoe weet de lezer dan in welke tijd de tekst geschreven is? Ik geef graag nog enkele voorbeelden uit de grijze zone. Er zijn ook woorden die op elkaar lijken, maar met enkele of dubbele medeklinker worden geschreven: kopen/koppen, dopen/doppen, leken/lekken, tonen/tonnen. Of wat met het verschil tussen g en h: beheren/begeren, heil/geil, hier/gier, verguizen/verhuizen… En zo komen we bij s en z, bv. zussen/sussen. Als West-Vlamingen straks gaan schrijven zoals ze spreken, dan gaan we vast nog lachen. Maar gaan we hen begrijpen? Of nog een voorbeeld: eu, uu of ue? Bv. deur/duur. Of oo en oe: toon/toen, zoon/zoen. Of v en w, v en f: volk/folk/wolk. Uiteraard zijn er combinaties mogelijk. Hoe lang duurt het eer je de volgende zin hebt begrepen: “Hei kwam met zien oudo naar get veezd”? Leest dat vlotjes? Beleef je daar veel plezier aan? Als ik een tekst lees van een auteur die het niet zo nauw neemt met de spelling, dan zal ik niet meteen weten welke betekenis hij gebruikt. OK, allicht zal ik dat uit de context van de zin of het verhaal kunnen afleiden, maar dat zal van mij een zekere inspanning vergen, wat mijn lectuur zal vertragen… Ik zal allicht een paar seconden moeten nadenken om de juiste betekenis te kunnen vatten. Hoe minder intelligent ik ben, hoe langzamer het begrijpend lezen zal verlopen. Dit kan toch niet de bedoeling zijn? Persoonlijk heb ik alvast weinig zin om telkens te moeten nadenken wat de schrijver heeft bedoeld, omdat die schrijver toevallig geen hoge dunk heeft van spelling. Ik zal snel afhaken, vrees ik, en steeds minder gaan lezen. Dat kan toch ook niet de bedoeling zijn? In die zin heeft een goede spelling zelfs een democratiserende werking. Misschien wordt het iets moeilijker om te leren schrijven, maar het maakt het begrijpend lezen daarna wel gemakkelijker. Het is nu eenmaal zo dat niet iedereen perfect hoeft te kunnen schrijven in zijn leven. Dat hangt af van je beroep en je interesses. Maar om goed te kunnen functioneren in een maatschappij is het wel belangrijk dat iedereen vlot en begrijpend kan lezen! Iedereen! Als de schrijver en de journalist goed spellen, dan moet de lezer minder moeite doen om hun teksten te begrijpen. Dat stimuleert het lezen. Dat verlaagt de drempel. Het verbaast me enigszins dat ook schrijvers en taalkundigen de correcte spelling in vraag stellen. Taal is het werkinstrument van de schrijver. Kun je van een taal houden als je de spelling verwaarloost? Voor mezelf is met taal werken een passie, taal is schoonheid om te koesteren, in alle facetten, ook de spelling. Nog een literair argumentje misschien: wat met leuke woordspelletjes of dichterlijke vrijheid? Ten dode opgeschreven als er geen correcte spelling meer is... Zo heeft de uitspraak “leiden is lijden” dan geen enkele betekenis meer. Maar er is nog een doorslaggevend argument voor een eenduidige spelling. Hoe gaan anderstaligen de Nederlandse taal leren zonder correcte spelling? Hoe gaan leerboeken worden geschreven? Hoe zullen woordenboeken – zowel verklarende als vertalende – worden uitgegeven? Zonder vaste spelling is dat quasi onmogelijk. Er wordt aan Nederlandstaligen – vooral aan ons Vlamingen – nu al verweten dat het moeilijk is om onze taal te leren, omdat ze niet consequent correct wordt uitgesproken en omdat er zoveel verschillende dialecten zijn. En die criticasters hebben een punt. Persoonlijk erger ik mij aan radio- en televisiefiguren die slecht spreken. Gaan we het nu nog erger maken door de spelling ook los te laten? Om het met een boutade te zeggen: we weten waar we beginnen, maar niet waar we gaan eindigen. Zullen straks West-Vlamingen anders spellen dan zeg maar Limburgers? Is het dat wat we willen? Want: is er een grens aan “toleranter” zijn? En waar ligt die grens dan en wie zal die vastleggen? We zijn in de geglobaliseerde wereld een onooglijk klein taalgebied. Alleen al in de Europese Unie hebben we moeite om stand te houden. Als we nu ook op een verschillende wijze gaan schrijven, dan zal echt niemand ons nog ernstig nemen. Hoe lang blijft de Nederlandse taal dan nog bestaan? Niet dat ik sowieso wil vasthouden aan mijn moedertaal, uit nostalgie of zoiets, maar ik hou wel van diversiteit, op alle vlak. In de geschiedenis van onze taal zou het ook een stap achteruit zijn. Ooit was er een tijd dat er geen spelling bestond. Logisch, weinig mensen konden lezen en schrijven, en wie dat wel kon – gedurende lange tijd vooral geestelijken – die schreven en lazen eigenlijk meer in het Latijn dan in het Nederlands. Wetewa, la tons ne testoen kgee fu ne teks tute middelleewn probeerd tie maa ne kee te ver stane notteerd oe lanhe tuert eerge cleer ziet… “so en selen wi gheenszins met swighene bedecken dat verlichte leven der heylighere maicht en maertelersse Christi alena Mer sellent setten op eenen ghulden candelaer op dattet verlichten moghe allen den ghenen die inden huyse gods sijn Dat met haren claren lichte die knechte der sonden int iaer des gewarichs aflaets bekeere moge tot haren heere Dat de blinde die sidt in de donckerheyt ende in de schawe des doots, sonder letten lopen moghe totten conincklijcken weghe hier boven Ende opdat wi niet begrepen en worden noch in loghene bevonden, van tghene dat wi vander maghet scriven / so stercken wi onze redene op tghene dat wi vele eerlijcke ghelooflijcke persoonen van deze heylighe maecht hebben hooren segghen. Want sinte Iheronimus seit Dat beter is goede slechte redene uut goeder waerheyt, dan schoonen thoon van woerden in loghenen” Veel succes er mee! Je zal zeggen dat ik overdrijf… Misschien. Maar dan vraag ik: spelling, waar hebben we het eigenlijk over? Is dat echt zo onoverkomelijk? In een taalgebied waarin er leerplicht is tot de leeftijd van 18 jaar, mag ik toch hopen dat ruim 80% van de bevolking de correcte spelling van de Nederlandse taal voor ruim 80% machtig is. Die kleine inspanning als we jong zijn, is een goede start die ons levenslang zal helpen bij het snel begrijpend lezen van de meest diverse teksten, zowel literair, journalistiek als wetenschappelijk. Leuk toch! Dat is duurzaam taalplezier! Als we vandaag “toleranter” moeten zijn tegenover spellingfouten, wat zegt dat over onze houding vandaag: is die dan zo intolerant? Bij mijn weten riskeert een spellingovertreder gevangenisstraf noch (gas-)boetes, toch? Geen enkele autotechnicus, postbode of poetsvrouw werd ooit ontslagen omdat hij/zij fout spelde. Hoogstens kan een leerling op school een paar punten verliezen. So what? Leren, daar dient het onderwijs toch voor? En wat volgt er na de taaltolerantie? Moeten we dan ook toleranter zijn tegenover rekenfouten? Is 1 + 1 = 3 dan plotseling misschien wel een beetje OK? Ik hoop dat er in de toekomst geen huizen of bruggen gaan instorten omdat de ingenieur van dienst de rekenkunde niet zo interessant vond. Of wat dacht u van de lessen geschiedenis en aardrijkskunde? Moet dat allemaal wel juist zijn? We worden nu al overspoeld door politici die elk hun eigen fact free waarheden verkondigen. Zullen we nog een tandje bij steken? Samengevat zijn mijn conclusies/standpunten de volgende:
Zijn er eigenlijk goeie precedenten? Ik ken persoonlijk geen andere moderne talen zonder vaste spelling. Als Engels het vandaag zo goed doet op internationaal vlak, dan heeft dat zeker te maken met het feit dat de machtigste staat ter wereld Engelstalig is, namelijk de Verenigde Staten van Amerika. Dat Engels een relatief gemakkelijke taal is om aan te leren, zal ook wel een rol spelen. En dat is niet omdat er geen vaste spelling zou zijn, maar wel omdat de regels eenvoudig zijn, bv. de grammaticale regeltjes, zoals de vervoeging van de werkwoorden. En zo kom ik weer bij het begin. In het bewuste interview van december 2016 zegt de heer Bennis eerder halfslachtig: “Zolang ik erover mag beslissen, komt er geen spellingwijziging. Ik ga anderzijds de wonderlijke en onlogische spelling die we nu hebben, ook niet verdedigen.” Ik vind zo’n uitspraak van zo iemand nogal hemeltergend. “Ik ga niet akkoord met de regels. Ik heb de macht om de regels te veranderen. Maar ik ga dat lekker niet doen.” Zit een man met zo weinig visie en ambitie wel op zijn plaats? Waren de Nederlandse Taalunie en de Nederlandse taal niet beter gediend met een algemeen secretaris die zegt: “Ik vind de regels te ingewikkeld en ik ga daar iets aan doen” ? Als de spellingregels onlogisch en wereldvreemd zijn, dan is de beste oplossing voor mij niet de regels te behouden en ze toleranter toe te passen, dan is dat de regels ten gronde verbeteren en vereenvoudigen. Maar wie ben ik?
0 Comments
Leave a Reply. |
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |