Als kind heb ik altijd stripverhalen getekend, samen met mijn oudere broer Lucas Vanclooster. Ik tekende al stripverhalen vooraleer ik kon schrijven. Omdat het eerste – en lange tijd enige – woordje dat ik kon schrijven, mijn voornaam was, tekende ik stripverhalen waar in elk tekstballonnetje mijn voornaam stond. IJdel, zegt u ? Vergeet niet dat de meeste dichters inderdaad een hoog narcistengehalte hebben. Ik zeg vaak: “Velen schrijven poëzie, weinigen kopen poëzie.” Wie heeft er in zijn leven nog nooit een gedicht gepleegd ? Bijvoorbeeld een liefdesgedicht of een rouwgedicht ? Of met andere woorden: een gelegenheidsgedicht. Veel van die gedichten zijn te persoonlijk om als literatuur ernstig genomen te kunnen worden. Het draait vaak om de eigen emoties, rond de eigen navel. Bij proza is dat eerder omgekeerd, of minstens meer in evenwicht. Het is maar een minderheid van mensen die romans schrijven, maar zeer veel mensen lezen en kopen romans. En gelukkig maar ! Maar ik wou het eigenlijk hebben over mijn evolutie van stripverhaaltekenaar naar cartoonist. Inderdaad, vanaf de leeftijd van ongeveer 14-15 jaar begon ik meer en meer cartoons te tekenen. Een belangrijke evolutie. In tegenstelling tot bij stripverhalen, gaat het er bij cartoons vooral om een idee kort en krachtig te presenteren. Vaak in niet meer dan één enkel beeld, maximaal op een A4-tje. Er moet dus nagedacht worden over de essentie: wat wil ik werkelijk zeggen ? En alleen die pure boodschap moet met zo weinig mogelijk lijnen getekend worden. En uiteraard is er altijd een pointe, die de bedoeling heeft om een glimlach op de mond van de lezer te toveren. Deze fase in mijn creativiteit is bijna een voorspelling van mijn latere poëtische activiteiten. In een verhaal of roman kan de schrijver zijn tijd nemen om met heel veel woorden – en zelfs met overbodige uitweidingen, waarom niet – rustig zijn verhaal uit de doeken te doen. In poëzie ligt dat anders, althans in mijn kijk op poëzie: met zo weinig mogelijk (mooie) woorden je boodschap herleiden tot de naakte essentie. Het grappige is dat veel van mijn lezers opmerken dat er in mijn poëzie meestal een pointe zit, dat het eigenlijk gaat om die ene laatste zin. Ik had daar nooit eerder bij stil gestaan, maar achteraf bekeken klopt het wel een beetje. Die opmerkzame lezers hebben gelijk. Ik hecht heel veel belang aan titels en laatste zinnen. Je zou dus kunnen zeggen dat dit nog het gevolg is van het feit dat ik vroeger cartoons heb getekend. De cartoonist in mij leeft nog. In mijn poëzie ben ik als het ware een soort cartoonist met woorden.
0 Comments
Leave a Reply. |
Alain Roger Kofi Vancloosterdichter & performer Categories |